Ik ben niet zo goed in spelen. En ook niet in tekenen of knutselen. Ik wil best een keertje met Lego iets bouwen of een houten treinbaan in elkaar zetten, maar ik moet eerlijk zeggen dat ik daar ook vrij snel weer mee klaar ben. En ook in de zomer zit ik liever in de tuin wat voor me uit te mijmeren, dan dat ik een prachtig kasteel in de zandbak voor elkaar tover. Zelfs voetballen met mijn zonen is niet iets dat ik eindeloze campingdagen vol kan houden.
Maar dat is niet erg. Ik heb geleerd in tien jaar vaderen dat er dingen zijn die ik gewoon niet kan. Spelen is er één van. Net als de fles geven, vlechten maken en onthouden welke kledingmaat mijn kinderen hebben. Ik zou die dingen natuurlijk wel kunnen leren als ik dat echt zou willen, maar het is veel leuker om je te focussen op wat je wel kan en op wat je wel leuk vindt. Dat leer je in iedere training, dus waarom zou ik dat niet toepassen op mijn eigen vaderschap? Dus ga ik houthakken met de jongens, stoeien we op bed en bakken we samen pannenkoeken.

Vaders! Veel nieuws van de Praktijkvader.
Gisterochtend haalde ik één voor één letters van het raam. De r, twee o’s, de s en een 5. De slingers lagen al opgevouwen op de bank. Roos komt de kamer binnen lopen en opnieuw valt me op hoe groot ze wordt. Ze is niet meer de kleine kleuter die een jaar geleden voor het eerst naar school ging. Ze is ook niet meer de peuter die af en toe nog bij me in de draagdoek kroop. En ze is al helemaal niet meer de baby die ik op een prachtige voorjaarsdag, na een ontspanning bevalling, aanpakte in het bad en vol verbazing aan Wendy gaf: ‘Wen, het is een meisje!’
‘Eenderde van de ouders liegt over het slaapgedrag van hun baby, doordat ze druk voelen om een ‘perfecte ouder’ te zijn.’ (bron: