Vorige week werd Thijn tien jaar oud. Hij vierde ‘s avonds het feestje voor zijn vrienden. Zelf eten maken en een zaklampen-speurtocht in het donker. Hij vond het leuk als ik daar tussenin een spannend verhaal zou vertellen. Nadat alle cadeaus waren uitgepakt en de pizzaboterhammen weg waren gewerkt, staken we in de tuin de vuurkorf aan. Ik vertelde het verhaal van de jonge Theseus, die op Kreta de strijd aanging met de Minotaurus. En terwijl zeven jongens met Theseus mee dwaalden in een donker labyrint, voelde ik een last van mijn schouders glijden. Alles klopte: het vuur, de kinderen, het verhaal, ikzelf. Zo moet het zijn, dacht ik. Nu ben ik de vader die ik wil zijn.
Ik weet dat het maken van een vuur en het vertellen van een verhaal mijzelf zo goed doet, dat ik daardoor er helemaal kan zijn voor de kinderen. Ik geef ze iets van mezelf en ik zie ze genieten. Zo simpel kan het zijn. Als je een concreet beeld hebt van wat voor vader je wilt zijn, heb je een ijkpunt. En het wordt duidelijk wat je moet doen om aan dat beeld te voldoen.